Al zolang als ik me kan herinneren (ik overdrijf wat) begeef ik mij 'tussen de oudjes'.
Ik kan er niets aan doen. Het overkomt me. Steeds weer. Het zal mijn lot wel zijn, denk ik dan.
Het begon in ieder geval toen ik verpleegkundige werd. Drie van mijn vier stages waren met ouderen. Orthopedie, psychogeriatrie en gerontopsychiatrie. De vierde was overigens ook niet geheel 'oudjes-vrij', want dat was een stage in de verslavingszorg waar enkele oudere cocaineliefhebbers tussen zaten en een oudere man, die de grootste drugdealer van Alkmaar bleek te zijn. Dat staat nog in mijn geheugen gegrift. Maar goed. Vervolgens plakte ik er nog leuk acht jaar in de psychogeriatrie eraan vast. Oudjes wassen, wondverzorging, longontstekingen, dementie, gym (oh nee, dat heet: psychomotorische therapie) en bingospelletjes.
Tussen het werk door begeef ik me graag af en toe in musea, kerken (concerten), theater, yoga- en pilateslessen etcetera. En ja, ook daar is 80% een oudere persoon. Vaak vraag ik me af waarom, want ik vind zelf niet dat kunst, cultuur en yoga alleen voor oudjes is, maar daar denkt de jeugd blijkbaar anders over. Heel, heel jammer. En intussen zit ik dus als enige dertiger daar een klein broekie te wezen. Zo voelt het in eerste instantie in ieder geval. Later meestal niet meer, gelukkig. Soms vind ik mezelf dus erg zielig, maar hoe ouder ik word, hoe minder ik dat vind.
Misschien ligt het aan mijn naam. Zoals de meeste namen een betekenis hebben, schijnt de mijne 'de oude wijze' te zijn. Daar ben ik best blij mee. Ik voel me alleen nog niet echt oud en wijs.
Bij oud en wijs moet ik denken aan een uil. En ik ben niet de enige. Mijn docent op de acteeropleiding vond mij een uil. Wij gingen op een dag naar Artis, om een personage op te gaan bouwen. Een persoon, en een personage, kun je karakteriseren door middel van een dier. Je mocht zelf een dier uitzoeken om vervolgens goed te gaan observeren, maar het dier mocht juist niet op jezelf lijken. Ik kreeg de opdracht dus geen uil uit te kiezen. Het werd een rode neusbeer. Ook leuk.
Misschien ligt het aan mijn uitstraling. Ik ben al menig keer door oudere mannen uitgenodigd voor een kop koffie. Helaas heb ik het hier niet over mannen van een jaar of veertig, vijfenveertig. Nee, mannen van eerder in de zeventig. Zo ook een paar maanden terug toen ik Wim weer tegen het lijf liep, hier op het park. 'Crap', dacht ik. 'Daar is 'ie weer'. 'Kom je nog een keer koffie drinken? Het wordt nu toch wel eens tijd vind ik'. En hij had zo gelijk. Ik wimpelde het steeds maar af. Om meerdere redenen, maar vooral omdat het geen lekker ding van 38 is. Toen zei ik: 'Ja, deze week kom ik langs, dat beloof ik'. En dit keer hield ik me aan mijn afspraak.
Toen ik eenmaal zijn chalet binnenliep, de aardappels in de pan zag liggen (het was middag), de vrolijke lach op zijn gezicht en het gezellige interieur zag, voelde ik me direct thuis. En toeval bestaat niet. We hebben lekker gefilosofeerd en vielen van de ene herkenning in de andere. Verder blijkt hij een enorme kwieke, fitte man met een zeer jonge, open geest. Heerlijk. De tweede keer dat ik bij hem kwam, dronken we koffie buiten en keek ik uit op het weiland met paarden, die slechts enkele meters van ons verwijderd waren. 'Beter dan dit kan niet, dacht ik. Ik ben een uiltje onder de uilen'.